Mijn RD-column van 9 juni 2018
Tuinieren doe je om je hoofd leeg te maken, zegt men wel
eens. Zou het echt? Het lastige is dat je hoofd – mijn hoofd – helemaal niet
leeg raakt tijdens het tuinieren. Een bont geheel van kleuren en vormen, gezang,
gezoem en de geur van blad en bloem dringen zich op aan de tuinier. Nog los van
allerlei zinrijke gedachten. Staat daar nu óók nog een brandnetel? Moet die
roos nog opgebonden worden? Zal ik de guldenroede er nu maar eens echt
definitief uithalen? Werkelijk nadenken lukt alleen bij werk dat geen
denkkracht vereist, zoals onkruid tussen de tegels weghalen. En dan nog: het
mes dat je hanteert, graaft dieper dan je gedachten.
Als er dan al iets als een echte gedachte komt, dan is dat
meer een soort refrein, een waarheid die dienst doet als een bezweringsformule -
zoals, in mijn geval: ‘Het onkruid wint het laatst gevecht.’ We houden die
regel hier graag voor aan al te secuur tuinierende familieleden, maar ook voor
mijzelf is hij een nuttig medicijn.
Want het is waar: het mos is volgend jaar gewoon weer terug,
de winde zal weer wapperen boven de andere borderplanten, de paardenbloem zal er
zijn in het gazon. (Moge de Japanse duizendknoop aan ons voorbijgaan!) We
kunnen ze bestrijden, maar niet overwinnen; terugdringen, maar niet
vernietigen. En dat is een wetenschap die bescheiden maakt, die voorkomt dat je
naar perfectie streeft, naar een utopie die je komt te staan op levenslange
kramp.
‘Het onkruid wint het laatst gevecht.’ Ida Gerhardt schreef
de regel, en het gedicht waarin hij staat, heet ‘Lof van het onkruid’. Beton en
asfalt, de stoomwals, een bom – ze staan in dit gedicht voor de mens die zijn
omgeving probeert te knechten. Maar het lukt niet. Wij hebben niet het laatste
woord.
Achter de stoomwals
valt weer zaad: / de bereklauw grijpt om zich heen. / En waar een bom zijn
trechter slaat / is straks de distel algemeen.
Het gedicht lijkt met nadruk naar het socialisme te wijzen
(waarbij het onkruid op ‘millioenen’ ontrechten slaat), maar daar trek ik me
niet zoveel van aan. Gerhardt zingt de lof van het onkruid, en zelfs betrekt ze
daar de Schepper in van al wat leeft:
Godlof dat onkruid
niet vergaat. / Het nestelt zich in spleet en steen, / breekt door beton en
asfalt heen, / bevolkt de voegen van de straat.
Tuinieren om je hoofd leeg te maken? Misschien dan toch: het
is een les in bescheidenheid, in het temperen van ambities. Het geeft een besef
dat we de dingen niet naar onze hand kunnen zetten. Het wijst een mens zijn
plek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten