vrijdag 9 mei 2014

De menselijke natuur

Niet eerder of elders gepubliceerd.

Een woord kan uiteenlopende betekenissen hebben en het is plezierig als iemand die een meerzinnig woord gebruikt erbij vermeldt welke betekenis hij in gedachten heeft. Dat gebeurt lang niet altijd. Het kan zijn dat de gebruiker het nalaat omdat hij denkt dat iedereen wel weet op welke betekenis hij doelt; hij kan bang zijn om te worden vastgepind op een specifieke betekenis; of hij kan er zich simpelweg niet van bewust zijn dat hij een homoniem gebruikt.

A.J. Plaisier, synodescriba van de PKN, sprak onlangs op een studiedag van de Gereformeerde Bond over homoseksualiteit en deed daar volgens het RD-verslag (21 februari 2014) de uitspraak dat homoseksualiteit bij de menselijke natuur hoort. Het probleem van deze uitspraak schuilt in het woordje natuur. C.S. Lewis had er in zijn boek Studies in Words (1960) vijftig bladzijden voor nodig om de complexe betekenisgeschiedenis van natuur te schetsen. Het kan bijvoorbeeld verwijzen naar zulke uiteenlopende zaken als de aard van een individu of soort, naar al het bestaande, of naar het onbedorven landschap buiten de stad.

De vraag is derhalve welke betekenis het woord heeft in de uitspraak van Plaisier. In de woorden die het RD weergaf zie ik drie mogelijkheden.

1) Homoseksualiteit hoort bij de menselijke natuur zoals die door God bedoeld is en geschapen. In dat geval zou het iets goeds zijn. Natuur staat hier voor de onbedorven aard van de mens. Ik meen dat dit in de klassieke theologie een courante opvatting van het woord natuur is (geen courante opvatting over homoseksualiteit).

2) Homoseksualiteit hoort bij de menselijke natuur zoals die is geworden door de zondeval.  In dit geval zou het meer of minder slecht kunnen zijn. Dit gebruik van het woord natuur is ook te vinden in de Navolging van Christus (3.55), waar de auteur vermeldt dat het woord natuur gebruikt wordt voor ‘de gebreken en zwakheden der verdorven natuur’, hoewel hij uiteraard erkent dat de menselijke natuur goed geschapen was.

3) Homoseksualiteit hoort bij de menselijke natuur in die zin dat zonder interventie van buitenaf bij bepaalde personen vanzelf homoseksueel gedrag zal plaatsvinden. Het gaat hier niet zozeer over goed en kwaad, maar over iets wat als feitelijk gebeuren wordt gepresenteerd. Tegengesteld aan natuur in deze betekenis is conventie of opvoeding of dwang: natuur is datgene wat gebeurt als niemand ingrijpt.

In het RD-verslag lijkt Plaisier over te springen van de eerste naar de tweede naar de derde betekenis. Het is mij daardoor niet duidelijk wat hij heeft willen beweren. Wist hij niet dat 'natuur' een complex woord is? Of heeft hij zich - misschien uit schroom - zo voorzichtig willen uitlaten dat hij uiteindelijk niets durfde te zeggen?

Ter toelichting laat ik hier de betreffende citaten uit het RD-verslag volgen.

Homoseksualiteit is niet alleen een pastoraal maar ook een ethisch thema, aldus de scriba. „Is homoseksualiteit onderdeel van de schepping [natuur in betekenis 1], of een afwijking, een gevolg van de zondeval? Het is duidelijk dat de meningen daarover in onze kerken sterk uiteenlopen. Maar ethiek mag nooit worden gereduceerd tot „het mag” of „het mag niet.””

Dan legt dr. Plaisier zijn „persoonlijke kaarten” op tafel. Homoseksualiteit hoort volgens hem tot de menselijke natuur, die niet volmaakt is, „maar waar we het wel mee moeten doen [natuur in betekenis 2]. De beleving van homoseksualiteit gaat tot op het bot. Homo’s doen niet iets wat tegen hun natuur ingaat; ze volgen die [natuur in betekenis 3]. Wie homoseksualiteit als een gave ziet, kan die vormgeven in een duurzame gemeenschapsrelatie.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten