vrijdag 8 juni 2012

Klassiek: Marten Toonder


Klassiek is wat levenskrachtig is, zegt een spreuk. Misschien kunnen we ook omgekeerd redeneren: een boek dat na pakweg vijftig jaar nog blijkt te leven, mag klassiek genoemd worden. Het overstijgt wat strikt tijdgebonden is. Het vertelt ons kennelijk iets wezenlijks over onszelf.

Omdat Marten Toonder honderd jaar geleden werd geboren, vertoonde de Boeddhistische Omroep op de Nederlandse televisie onlangs een documentaire over de schrijver. Verschillende keren kwam ter sprake dat Toonders werk nog springlevend is. Striptekenaar Dick Matena contrasteerde hem met Hermans en Reve, die volgens Matena meteen na hun overlijden dood waren. Al valt dat te betwijfelen, dat Toonder leeft is buiten kijf.

Merkwaardig is dat, want hij schreef verhalen die in vergelijking met andere literatuur uit de twintigste eeuw nogal uit de toon vallen. In de literatuur zie je bijvoorbeeld een sterke voorkeur voor individualiteit: personages die tot in de kleinste bijzonderheden als individu getekend zijn, die alleen voor zichzelf staan en beslist niet voor iets anders (een collectief of een idee). Dan de personen uit de Bommelverhalen: in Dorknoper zien we alle ambtenaren terug, in de markies De Canteclaer alle aristocraten en in in Zbygniew Prlwytzkofsky alle wetenschappers.

Veel bewonderde literatuur van de twintigste eeuw laat zien dat goed en kwaad onontwarbaar verstrengeld zijn, maar bij Bommel staan goed en kwaad helder en lijnrecht tegenover elkaar. Natuurlijk, de hoofdpersoon laat zich het hoofd wel eens op hol brengen door bovenbazen, een pikkinring of een weetmuts, maar uiteindelijk komt hij toch altijd weer terug bij de rede (Tom Poes) of de traditie (zoals mijn goede vader zei). En het eind is dan ook altijd happy.

In de documentaire vertelt Toonderbiograaf Wim Hazeu dat mensen hem gezegd hebben dat de strips van Toonder dagelijkse lichtpuntjes in de oorlog waren – niet in de laatste plaats omdat vast stond dat ze goed afliepen. Zet dat eens naast de naargeestigheid waarin de gemiddelde twintigste-eeuwse roman eindigt.

Mogen we dus concluderen dat literatuur die klassiek (en levenskrachtig) is, eenvoudige karakters bevat, een helder onderscheid tussen goed en kwaad en een standaard goede afloop? In elk geval heeft Toonders werk deze trekken gemeen met een beproefd literair genre: het sprookje. En niet alleen deze trekken; denk ook aan de bovennatuurlijke voorwerpen die in de Bommelverhalen een rol spelen.

Dick Matena slaat in de documentaire dan ook de spijker op de kop als hij Toonder een sprookjesverteller noemt, iemand die archetypen creëert. Matena is merkbaar geïrriteerd als het over Toonder als visionair of profeet, als psycholoog of filosoof gaat. Dat was hij namelijk niet. Toonder was kunstenaar en schrijver. En dus, zegt Matena, schrééf en tékende hij psychologie en filosofie. Wat hij te zeggen heeft is in zijn werk te vinden, niet erbuiten.

Toonder had iets tijdloos te vertellen wat mensen destijds raakte, wat ze nu raakt en wat ze in de toekomst waarschijnlijk ook zal raken. Zijn werk mag klassiek genoemd worden.

3 opmerkingen:

  1. Zo meneer van de Wege, hoe bent u toch op het idee gekomen om een stuk over Marten Toonder te schrijven? Als u dit nu eerder had gepubliceerd dan had ik een extra punt gekregen voor het gebruiken van bronnen -geschreven door de leraar in kwestie.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Heeft een sprookje 'een standaard goede afloop'? Bij gelegenheid zal ik de 'Kinder- und Hausmärchen' van de gebroeders Grimm er nog eens op nakijken. Als ik me goed herinner hebben meerdere van deze volkssprookjes toch een minder gelukkige afloop.

    René van der Werf

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Zie http://www.dbnl.org/tekst/bork001lett01_01/bork001lett01_01_0020.php#s174.

      Ik vermoed dat de sprookjes van Grimm (die hier in huis veel worden voorgelezen) in veel gevallen geen sprookjes in de strikte zin van het woord zijn.

      GvdW

      Verwijderen