In de wonderlijke roman Oliebol
(circa 1890) van Wilhelm Raabe keert een in Zuid-Afrika rijkgeworden boer
terug naar de streek waar hij geboren is, om een jeugdvriend op te zoeken. In
het ‘door de noden van talloze millennia versleten, uitgeloogde Europa’
hervindt hij de frisheid van de natuur en de ongereptheid van zijn
geboortegrond, waar alles bij het oude gebleven is. Helaas - niet alles.
Ook Raabe leefde in de era van de Vooruitgang en zoals men
weet is dat een buitengewoon gulzige godheid. Alles wat hij onderweg tegenkomt slokt
hij op, om een spoor van vernieling achter te laten. Wie in treurnis
achterblijft krijgt een paar zoethoudertjes toegeworpen.
Onze wandelaar in Oliebol
ontdekt dat naast de weg waar hij loopt een vennetje (‘of eigenlijk een
moeras’) verdwenen is. Het heeft plaatsgemaakt voor een ‘min of meer vruchtbaar
aardappellandje’. Het is in de roman aanleiding voor enkele mistroostige
overpeinzingen over de vlinders, planten, kevers, slakken die verdwenen zijn,
en over de geurenrijkdom die pijnlijk wordt gemist. Conclusie: ‘Ze hadden het
moeten laten waar ie was’.
Wat zijn het voor mensen, die de knie voor Vooruitgang niet
gebogen hebben? Wereldvreemde nostalgici? Nee, het zijn mensen die willen dat
de wereld blijft zoals ze is, omdat ze erin thuis zijn geraakt. Ze kennen de
schaatsenrijders, het kikkerbeet en de rietgors en die willen ze niet meer kwijt.
De Baälpriesters snappen dat niet, want die zien alleen maar stinkend (wat nou geurig!) water met lastige muggen en
soortgelijk ongerief, en daar kunnen ze niets mee. Want daar gaat het om, dat je
er iets mee kunt.
Oliebol is voor
mij een vaste referentie geworden als er weer eens wat landschappelijk schoon
het veld heeft moeten ruimen. En nu is er bij ons in de buurt een onbenullig
trapveldje verdwenen. Er stonden twee oude, maar degelijke doeltjes op. De
grasmat was hobbelig en op sommige plaatsen zag je meer grond dan gras. Er
stond een hegje omheen dat er niet uitzag. Ook was er een houtwal. Niks
bijzonders, maar je kon er na een storm nog wel eens een flinke tak voor de
kachel weghalen. Op het veld kon je voetballen, tussen de struiken konden de
kinderen zich verstoppen. Of bladeren verzamelen, of boompje klimmen, of wat ze
ook maar bedachten. Het was een trapveldje van niets, maar het was veelzijdig
en prikkelde de verbeelding.
Wat er nu voor in de plaats komt? Parkeerplaatsen en
woningen geloof ik. En wat het alternatief is? Een Cruyff Court met kunstgras, dat
nog het meest wegheeft van de binnenplaats van een gevangenis. Alleen het
prikkeldraad ontbreekt.
Eduard, de wandelaar in Oliebol,
mist later op zijn route ook een haagbeuk. ‘Hij was net als de amfibiotoop aan
de ‘bodemverbetering’ ten offer gevallen. Hij had waarschijnlijk voor de
hongerige behoeftes van de huidige tijd te veel schaduw op het akkerland geworpen
of zijn wortels te ver in de ondergrond ervan uitgebreid.’
Eduard moet zich maar neerleggen bij het verlies. Er zit ook
voor ons niets anders op. Met het verloren gaan van een lapje
bestemmingsplanloze grond is er ook weer wat ruimte voor de verbeelding
verdwenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten