Column, eerder gepubliceerd in de bijlage ‘Gulliver’
van het Nederlands Dagblad op 25 mei 2012.
Niet weinig christenen zijn
verlegen met Hemelvaart, zo viel onlangs in deze krant te lezen. Ze vragen zich
af waar Jezus heen ging, als Hij werkelijk een fysiek lichaam had. In het
Markusevangelie staat dat Hij opgenomen werd in de hemel en plaats nam aan Gods
rechterhand. Is dat te rijmen met het wereldbeeld dat we er tegenwoordig op na
houden? Is de hemel wel een plaats, en waar is hij dan te localiseren? De
meeste christenen geloven waarschijnlijk niet meer in een hemel ergens
daarboven. Of stellen ze zich de hemel voor als een plaats buiten het heelal?
In de week waarin het ND
berichtte over deze verlegenheid kwam mij het pasverschenen proefschrift van
Enny de Bruijn over Jacobus Revius in handen – en laat het daarin nu ook over
Hemelvaart gaan.
Revius was een fel
tegenstander van de copernicaanse nieuwlichterij (we schrijven de jaren-1640);
hij hield vast aan het oude wereldbeeld en bleef geloven dat de aarde in het
middelpunt van het heelal staat.
Als de zon in het centrum van
het heelal staat en de discipelen zagen Jezus bewegen in de richting van de
zon, dan zouden we – aldus Revius - moeten zeggen dat Jezus niet opgevaren is
naar de hemel maar afgedaald. En als de hel de plaats is die het verst
verwijderd is van de hemel, dan moet de hel door de copernicanen wel in de zon
gesitueerd worden. Beide beweringen achtte Revius absurd. Het copernicaanse
systeem was strijdig met het gezond verstand en de Schrift, en het zou een
revolutie in de geloofsleer betekenen.
Natuurlijk werd ook in
Revius’ tijd de accommodatietheorie gebruikt – God zou zich in zijn spreken
aanpassen aan het menselijke bevattingsvermogen – maar volgens Revius kon deze
theorie nooit betekenen dat er feitelijke onwaarheden in de Bijbel staan. Hij
wilde best geloven dat God zich aanpast, maar alleen op grond van aan de Bijbel
zelf ontleende argumenten, niet op grond van een nieuwe natuurkundige theorie.
Revius was een filoloog en hij
kwam dan ook tot zijn standpunten op grond van een nauwgezette studie van de
bijbelwoorden. Ook voor beweringen op het terrein van de fysica was voor hem de
Schrift het uitgangspunt. Hij vond het waaghalzerij om teksten anders te gaan
interpreteren op basis van een nieuwe wetenschappelijke theorie. Wat er over
fysieke dingen gezegd wordt, staat immers niet los van het geloof en de heilsleer.
Het is duidelijk dat ons
wereldbeeld nogal verschilt van dat van Revius. We zijn immers allen
copernicaan geworden. Maar hoewel Revius’ argumenten over hel en hemelvaart
merkwaardig aandoen, ze komen wel voort uit de behoefte om geloof en
wereldbeeld bij elkaar te houden. Dat is een prijzenswaardig streven.
Daarom is de huidige hemelvaartsverlegenheid
van christenen misschien niet eens zo’n slecht teken – aangenomen dat ze
voortkomt uit het serieus nemen van de Bijbel én van het wereldbeeld dat we
erop na houden. Het simpelweg vergeestelijken van Jezus’ hemelvaart of het
koste wat kost vasthouden aan een wereldbeeld waarin we eigenlijk niet kunnen
geloven: dat zijn geen van beide erg bevredigende oplossingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten