Woorden kunnen gemakkelijk de plaats van gedachten innemen.
Zo is het geloof ik de afgelopen decennia gegaan met het woord ‘materialisme’.
Spreek het uit, breng het in verband met de kwijnende toestand van de
christenheid en het punt is gescoord. Een kleine verkenning op internet levert
direct treffers op als ‘Gereformeerde gezindte bedwelmd door materialisme’ en
‘Materialisme is grootste dreiging voor westerse kerk’.
Het woord ‘materialisme’ is echter helemaal niet zo geschikt
om in deze context dienst te doen. Dat blijkt als je gaat nadenken over de
betekenis en de implicaties ervan.
In de eerste plaats suggereert het verwijt van materialisme
– en het wordt zelden anders dan als verwijt gebruikt – dat er iets mis
is met materie. Maar de materie is door God gewild. Als Hij heeft besloten dat
er materie moest zijn, en dat het er – op welke manier dan ook – altijd zal
blijven, is het niet gepast dat wij het minachten of verdacht maken.
Daarnaast is ‘materialisme’ geen scherpe diagnose van wat er
werkelijk aan de hand is. Als we echt materialistisch zouden zijn, zouden we de
materie koesteren en hoogachten. Dan zouden we een afkeer hebben van
verspilling en van het onnodig weggooien van dingen. We zouden onze kapotte
spullen een tweede leven proberen te geven en misschien liever iets bij de
kringloopwinkel kopen dan het nieuw aanschaffen. Geld zou een bijrol in ons
leven vervullen en we zouden een duurzame band opbouwen met de voorwerpen die
we bezitten.
Zo is het niet. Mensen die ‘materialistisch’ genoemd worden,
kopen juist bij de vleet en gooien ook net zo makkelijk weer weg. Hun probleem
is veeleer dat ze hun geluk ontlenen aan hun status en hun status ontlenen aan
hun bezittingen. Juist voor de mensen aan wie het geadresseerd is gaat het
verwijt van materialisme dus niet op - de mensen van de luxe auto’s, de
kapitale nieuwbouwhuizen en de chique merkkledij. Waar zij aan lijden kun je
beter consumentisme noemen dan materialisme.
Ik zou het woord materialisme in de hier bedoelde betekenis
daarom liever niet meer gebruiken. Er is trouwens een goed alternatief
voorhanden. In de traditionele leer van de kerk valt het onmatig najagen van materiële
bezittingen onder de hoofdzonde van de avaritia (hebzucht of
gierigheid). Vooral het woord ‘hebzucht’ geeft nauwkeurig aan wat er aan de
hand is: het is een begeerte om dingen te hebben – en het draait daarbij niet
om de dingen maar om het hebben.
Je zou het misschien zo kunnen zeggen: hebzuchtige mensen kunnen best
een scheutje materialisme gebruiken.
Mijn RD-column van 7 mei 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten