Mijn RD-column van 28 februari 2015
Het
is lijdenstijd, maar mensen houden niet van lijden. Ik las deze week in de
roman Opstanding (1899) van Lev
Tolstoj over de hoofdpersoon Nechljoedow en hoe hij terugdenkt aan het sterven
van zijn moeder. ‘Hij herinnerde zich hoe hij gedurende de laatste dagen van
haar ziekte bijna haar dood had gewenst. Hij had toen bij zichzelf gezegd dat
hij haar dood wenste om de ongelukkige van haar lijden verlost te zien, maar nu
voelde hij dat hij zichzelf verlost
had willen zien van de aanblik van haar lijden.’ Dat zijn pijnlijke zinnen: ze wijzen
op de mogelijkheid dat mensen terugschrikken voor het lijden van een ander
omdat ze er zelf onder lijden.
Nechljoedow
was gesteld op een ongestoord en comfortabel leven; het lijden van zijn moeder
was daarin een onwelkome dissonant. Als hij zich werkelijk in zijn moeder had
verplaatst, en dus haar lijden had meegevoeld, zou hij geconfronteerd zijn met
zijn eigen kwetsbaarheid, met de mogelijkheid dat hijzelf door lijden zou
worden getroffen. Die gedachte hield hij liever op afstand.
Wat
voor Nechljoedow gold, geldt nog steeds. NRC
Handelsblad interviewde deze week enkele jonge voorvechters van euthanasie.
Twee van hen zijn ongeneeslijk ziek, ze zijn 29 en 34 jaar oud. De een wil niet
meer behandeld worden als ze ‘te benauwd is’ of als ze ‘er zelf niet meer bij
is’. De ander wil dood als ze ‘een last’ wordt, als ze ‘kwijlend op de bank
ligt’. Haar euthanasieverklaring heeft, zegt ze, haar angst weggenomen en haar
een gevoel van veiligheid gegeven. Ze verkiest de dood boven het lijden en de
ontluistering.
Toen
ik het las, dacht ik aan Jesaja 53, over de Man van smarten voor wie men was
‘als verbergende het aangezicht’. Het aangezicht verbergen: dat is blijkbaar hoe
wij mensen reageren als we geconfronteerd worden met het lijden, van onszelf of van een ander. We zien het liever
niet, en als het te dichtbij komt houden we onze handen voor de ogen, in de
vorm van een euthanasieverklaring of op welke manier dan ook.
In
Gethsemane bidt de Knecht des Heeren of zijn Vader de drinkbeker aan Hem
voorbij wil laten gaan, ‘doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt’. Hij
was mens, het lijden beangstigde Hem. Maar hij was ook de Zoon van God, in zijn
volstrekte onderwerping aan de wil van zijn Vader – en dat betekende in
Gethsemane: in de aanvaarding van het lijden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten