Mijn RD-column van 17 januari 2015
Het gaat de lezer niet lukken om Een dwaze maagd níet in het licht van de Holocaust te lezen. De autobiografische roman uit 1958 van Ida Simons, die vorig jaar heruitgegeven werd en massaal over de toonbank ging, is op het eerste gezicht gewoon een boek over een meisje (Gittel) dat temidden van een kleurrijke familie opgroeit in Den Haag, Antwerpen en Berlijn. Maar de familie is joods en we schrijven de jaren ’30.
Het gaat de lezer niet lukken om Een dwaze maagd níet in het licht van de Holocaust te lezen. De autobiografische roman uit 1958 van Ida Simons, die vorig jaar heruitgegeven werd en massaal over de toonbank ging, is op het eerste gezicht gewoon een boek over een meisje (Gittel) dat temidden van een kleurrijke familie opgroeit in Den Haag, Antwerpen en Berlijn. Maar de familie is joods en we schrijven de jaren ’30.
Er is eigenlijk maar één zin waarin Simons expliciet laat blijken
dat Een dwaze maagd na de oorlog
geschreven is. Het is een wonderlijke zin, die des te harder aankomt door de
terloopse vermelding van de gruwel.
Het gaat over de opa van een vriendinnetje: ‘Opa Harry was
een joodse antisemiet; dat kwam wel meer voor onder zijn tijdgenoten. Ze
beleefden daaraan een betrekkelijk onschuldig genoegen dat de gaskamergeneratie
niet meer gegeven is.’
Die joodse zelfhaat is een fenomeen dat men wel wijt aan
‘geïnternaliseerde onderdrukking’: je gaat de pijlen die door je vijanden op je
afgeschoten worden als het ware ook op jezelf richten.
De luchtigheid waarmee Simons het noteert, neemt niet weg
dat ze in deze zin een verband legt tussen het antisemitisme en de gaskamers.
Het absurde van haar observatie is dat die gaskamers alleen maar genoemd worden
om iets te zeggen over een pleziertje dat de naoorlogse joden is ontzegd. Alsof
de gaskamers slechts een lastig obstakel zijn tussen het vooroorlogse genoegen
en het naoorlogse jodendom.
De titel van Een dwaze
maagd verwijst naar de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden, die aan
de hoofdpersoon wordt voorgelezen door de vader van een vriendin. Hij geeft
Gittel een waarschuwing mee: groei niet op als een dwaze maagd. Daarmee lijkt
hij vooral te bedoelen dat ze haar vertrouwen nooit restloos aan wie dan ook
moet schenken, dat ze zich nooit met haar hele hebben en houden in andermans
armen moet werpen.
Wees altijd terughoudend, want je vertrouwen zal toch worden
beschaamd.
Het is een nogal naargeestige moraal, die echter in het boek
zeer geloofwaardig blijkt te zijn. Gittel blijft sadder and wiser achter, en beroofd van haar illusies. Datzelfde
geldt voor de man die haar zijn wijze raad gaf; niet in de laatste plaats wordt
hij teleurgesteld door Gittel zelf.
Zou Simons met haar boek deze levenshouding aan het jodendom
als geheel hebben willen voorhouden? Hoe dan ook is het in het licht van de
Europese actualiteit een les die de joden anno 2015 ter harte mogen nemen.
Leuke blog. Misschien kunnen we aan linkruil doen met www.boekenstek.nl Ik hoor het graag.
BeantwoordenVerwijderen