vrijdag 12 december 2014

Holland of niemandsland

Mijn RD-column van 6 december 2014

Als lezer van het werk van Ida Gerhardt wist ik dat ons landschap haar aan het hart ging. Talloos zijn haar lofzangen op de Hollandse ruimte, tarijk ook de klachten over de aantasting van het landschappelijk schoon. Vooral in de bundel Kwatrijnen in opdracht is dit hét thema.

Wat ik niet wist, is dat Gerhardt zich ook buiten haar poëzie met de bescherming van het landschap heeft bezig gehouden. In Tegen de keer, de recent verschenen Gerhardt-biografie door Mieke Koenen, blijkt dat ze zich vooral in haar tijd in Kampen (1939-1951) actief heeft ingezet. Uitbreidingsplannen van de stad Kampen, mogelijke vestiging van industrie langs de IJssel, plannen voor een spoorlijn van Kampen naar de Noordoostpolder: Ida Gerhardt klom in de pen om via landelijke instanties haar zorgen kenbaar te maken. Er werd welwillend op gereageerd, men bezocht Kampen, Gerhardt leidde haar gasten rond en de zorgen drongen ook door op provinciaal en gemeentelijk niveau.

In 1949 schreef Gerhardt over het riviertje het Ganzendiep, waar oude kalkovens stonden die bedreigd werden: ‘Als men de zaal waar de Nachtwacht hangt inricht als fietsenstalling en het doek voor 2/3 met stopverf besmeert, ziet een kenner nòg wat er onder zit. (…) De kalkovens zijn zulk een Rembrandt. Ze worden schandelijk verwaarloosd, hoewel ze onder Monumentenzorg staan.’

De vergelijking tussen het landschap en het schilderij van Rembrandt is niet toevallig. Ook op andere momenten trok Gerhardt de parallel tussen landschap en kunst. In 1950 stelde ze in een lezing dat vernietiging van het landschap leidt tot geestelijke erosie. In de Nederlandse literatuur van haar dagen zag ze die al terug: de literatuur leek in het uitspreken van de ‘opperste levensvaalheid’ afkomstig uit een niemandsland.

Na verloop van tijd heeft Ida Gerhardt de strijd opgegeven. Het was een baan op zichzelf geworden. Ze viel terug op een ander wapen in de strijd: haar poëzie.

Eén keer vlamde het oude vuur nog op. Dat was in 1989, toen de dichteres 84 jaar oud was. Ze schreef toen een brief aan koningin Beatrix, over natuurbescherming. De brief staat in Courage, een bundeling van Gerhardts brieven. Het is een noodkreet, een document van de eerste orde. ‘U is degene, u is de enige, die door een beroep op het gehele volk de rampzalige mondiale hordenren tot stilstand kunt brengen,’ schrijft Gerhardt aan de vorstin. ‘Ergens zal het toch moeten beginnen, - en waarom niet hier?’

Een adempauze voor het behoud van wat er nog over was, ‘en wat Gods Schepping is’, daar heeft Ida Gerhardt haar beste krachten aan gewijd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten