vrijdag 15 maart 2013

Onze Wycliff


Een opmerkelijke grootheid in Wereld in woorden, het nieuwe en prachtige boek van Frits van Oostrom over de Nederlandse literatuur in de veertiende eeuw, is de zogenaamde Bijbelvertaler van 1360, een auteur voor wie Van Oostrom maar liefst dertig bladzijden uittrekt (op ruwweg 500 bladzijden tekst). Diens oeuvre bevat een kleine twee miljoen woorden en de vijftien teksten die hij vertaalde waren alle klassiekers van de kerk – niet in de laatste plaats de Heilige Schrift zelf.

De Bijbelvertaler, van wie sommigen menen dat hij Petrus Naghel heette, maar die door Van Oostrom graag in de kloosterlijke anonimiteit wordt gelaten, was een kartuizer uit de abdij van Herne, in de nabijheid van Brussel. Tussen 1350 en 1390 zat hij in de eenzame stilte van zijn kloostercel te werken aan een immens vertaaloeuvre.

Hij vertaalde de Bijbel bijna in zijn geheel vanuit het Latijn in de volkstaal. Slechts de brieven uit het Nieuwe Testament en de Openbaring liet hij links liggen. We hebben het dus over de veertiende eeuw, anderhalve eeuw voor de reformatie van Luther – het lijkt niet overdreven om hier over het Nederlandse equivalent van de Wycliffbijbel te spreken, met dit verschil dat onze kartuizer met een eenmansproject bezig was.

Opmerkelijk aan zijn onderneming is niet zozeer dat er delen van de Bijbel in de volkstaal beschikbaar kwamen, maar vooral dat hij zich ook waagde aan exegetisch moeilijke boeken als het Hooglied en de profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël. De lezer zou ze licht verkeerd kunnen opvatten. Ze werden dan ook ruim van glossen (verklarende aantekeningen) en waarschuwende prologen voorzien.

En toch: hij deed het, ook al wist hij dat er geleerde liede zouden zijn die zijn werk zouden becnaghen. Het was zijn talent en dat wilde hij niet begraven. Bovendien was er de sterke aandrang van enkele Brusselse burgers, zoals de patriciër Jan Taye en de bankier Lodewijk Thonijs.

Van Oostrom, die de Bijbelvertaler van 1360 met het grootste respect benadert, noemt hem de ‘Dietse Hieronymus’ en – de kans op een fraaie paradox laat hij niet graag liggen – ‘de meest woordenrijke zwijger uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis’. Hij wist de Bijbel in de volkstaal bij leken en bij nonnen te brengen, en later, ten tijde van de Moderne Devotie, kreeg zijn werk een ruime verspreiding – om uiteindelijk terecht te komen in de Delftse Bijbel van 1477: het eerste gedrukte boek in het Nederlands.

De Heilige Schrift in de volkstaal en in lekenhanden: niet iedereen was er gelukkig mee. Betekende een vertaling niet per definitie een corruptie van de tekst van de heilige Vulgaat? Gaven de leken er niet hun eigen ongewijde draai aan? Door zijn orde werd de vertaler blijkbaar niets in de weg gelegd en wie zijn critici waren blijft onduidelijk.

Hoe dan ook: hij is een auteur van formaat geweest, een dienstbaar mens ook, die het verdient dat er, net als naar zijn Engelse collega, een organisatie voor Bijbelvertaling naar hem wordt genoemd. Maar daarvoor zou het (n’en déplaise Van Oostrom) toch wel handig zijn als we zijn naam met zekerheid kenden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten