Een mooie aflevering van NTR Podium was er vorige week te
zien, over de Schotse componist James MacMillan. Gelukkig dat er in Hilversum nog
zulke programma’s gemaakt worden. Het is toch moeilijk voorstelbaar dat een
commerciƫle omroep een documentaire uitzendt over een eigentijdse componist van
‘moeilijke’ klassieke muziek, waarin dan ook nog eens respectvol aandacht
geschonken wordt aan zijn kerkelijke betrokkenheid.
Want gelovig is MacMillan – net als zoveel andere grote
componisten uit deze en de vorige eeuw: Messiaen bijvoorbeeld, of Goebaidoelina.
Een foto van de paus siert MacMillans componeervertrek, waar hij elke zaterdag
de muziek schrijft die de volgende dag tijdens de mis zal worden uitgevoerd. Dan
dirigeert hij ook het koortje dat de muziek zingt. En denk nu niet dat het om
een yuppenkerk gaat. Naar verluidt staat St. Columba’s in een minder gegoede
wijk van Glasgow. De beelden spreken trouwens voor zich.
Integratie, dat lijkt me een woord dat MacMillan
karakteriseert. Hij neemt presentator Hans Haffmans mee naar een wedstrijd van
Celtic, waar hij voor het stadion met deze en gene een praatje maakt alvorens
de VIP-lounge te betreden. Hij gaat ook
met Haffmans naar een kroeg waar een paar jonge muzikanten Schotse muziek
improviseren, en we zien hem repeteren voor de kerkdienst in St. Columba’s.
Maar evengoed staat hij als dirigent in het Concertgebouw voor de Radio Kamer
Philharmonie, als topviolist Vadim Repin zijn Vioolconcert speelt. MacMillan lijkt zich niet er niet van bewust dat
het verbinden van al deze werelden voor veel mensen een lastige opgave zal
lijken.
Ook in de muziek van MacMillan is een zekere veelkleurigheid
te constateren. Die fiddlers in de
pub maken iets begrijpelijk van het extreem rusteloze karakter van het
Vioolconcert. De opa van de componist, mijnwerker en een groot liefhebber van
muziek, speelde in een brassband. Dat heeft merkbaar zijn sporen nagelaten in
de passages voor koper.
De kerk en de kroeg, de cultuur van de elite en van het volk:
MacMillan put uit allerlei bronnen. Tegenover Hans Haffmans maakte hij over
zijn hang naar traditie een aantal interessante opmerkingen. Hij is, zegt hij, geen
nostalgicus die het verleden terug wil halen; wat hij doet is het voortdurend
onderzoeken van het verleden als een manier om zich de traditie eigen te maken.
MacMillan ziet de traditie als een rivier die door de geschiedenis stroomt, een
rivier die het omringende landschap bevloeit. In zijn composities is te horen
wat dat op muzikaal gebied oplevert.
Nu het lijdenstijd is en daarmee de tijd voor passiemuziek,
zou u eens naar de Johannespassie van MacMillan kunnen grijpen (bijvoorbeeld in
de uitvoering door het London Symphony Orchestra geleid door Colin Davis). Ook
dat is een stuk waarin honderden jaren traditie resoneren. Het is ook een
uitermate communicatief stuk. Tegelijk zal iemand die Bach als referentie heeft
af en toe de wenkbrauwen fronsen: MacMillan past allerlei verworvenheden van de
nieuwe muziek onbeschroomd toe en het klankbeeld is dan ook niet welluidend te
noemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten