In de berichtgeving rond Benedictus XVI heb ik me nogal
verwonderd over het woord ‘conservatief’, of preciezer gezegd: over het gebruik
van dat woord. In een stukje van een paar honderd woorden op de website van NRC Handelsblad werden de paus en zijn
standpunten maar liefst zes keer als conservatief aangeduid, bijvoorbeeld in
een citaat van bisschop Muskens, die ooit gezegd moet hebben dat de paus ‘te intelligent’
is om ‘zeer conservatief’ te zijn. Als ik het artikel goed begrijp betoogt de
auteur dat men in 2005 dacht dat Ratzinger conservatief was maar dat men hoopte
dat hij als paus mee zou vallen, bemerkte men tussen 2005 en 2013 dat hij toch
conservatief was en heeft men in 2013 derhalve de conclusie getrokken dat hij toch
niet meeviel.
Dit geval staat niet op zichzelf. Een paar maanden geleden
tikte een redacteur (niet van het ND) me op de vingers. Ik had de opvattingen
van een schrijver weergegeven en daaruit bleek dat hij zich keerde tegen de
verspilling van natuurlijke hulpbronnen, tegen de consumptiemaatschappij en
tegen een wereld waarin macht en geld het winnen van liefde en geestelijke
waarden. Op grond van deze en andere gegevens karakteriseerde ik de schrijver
(het ging over Pieter Nouwen) als conservatief. Maar de redacteur vond de
auteur eerder links dan rechts en dus leek het hem niet juist om hem
conservatief te noemen. Alsof een conservatief voor verspilling is en voor de
oppermacht van geld en geweld.
Op allerlei podia is meermaals uitgelegd dat een
conservatief vooral het tegenovergestelde is van een revolutionair, dat een
conservatief weliswaar niet alles maar toch ook wel eens iets wil veranderen en
dat dan liefst in kleine stapjes doet, dat een conservatief van mening is dat
er in allerlei premoderne ideeën en instituties veel goeds bewaard is en dat
een conservatief geen socialist is maar ook geen liberaal – vergeefs: het wil
kennelijk niet doordringen.
Wat wel diep is doorgedrongen: het idee dat alles in het
algemeen en de kerk in het bijzonder met de tijd mee moeten gaan. Zoals in het
NRC-stukje over de paus staat: de benoeming van Ratzinger in 2005 maakte
duidelijk ‘dat de tijd voor radicale veranderingen in de rooms-katholieke kerk
nog niet is aangebroken’. Het woordje ‘nog’ is hier cruciaal. De auteur weet
kennelijk zeker dat er ooit een tijd van radicale veranderingen zal aanbreken,
alleen is het nu nog even niet zo ver. Het ontgaat hem dat je sommige vormen
van vooruitgang ook als achteruitgang kunt beschouwen, en dus snapt hij ook
niet waarom niet iedereen wil meebewegen met de Heilige Tijd.
Het woord ‘conservatief’ heeft een duidelijke, neutrale,
omschrijvende betekenis, maar het heeft een zo nadrukkelijk negatieve
connotatie gekregen dat het haast niet meer in zijn gewone betekenis gebruikt
kan worden. Als ik Benedictus XVI conservatief noem, denkt iedereen dat ik hem
beoordeel, terwijl ik alleen een poging doe om hem te beschrijven.
Laat het duidelijk zijn: je kunt het toejuichen of
verafschuwen dat iemand conservatief is. Maar voor het uiten van toejuiching of
afschuw zou je niet het woord ‘conservatief’ moeten gebruiken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten