De sterren lieten zich weer eens zien de afgelopen week. Met
een muts op, een sjaal om en voorzien van een verrekijker stond ik de ruimte in
te kijken. Sirius, Capella, Aldebaran: alleen al om de sterrennamen zou
je astronoom willen worden.
Jupiter staat nu in het sterrenbeeld Stier en iets links
daarvan staat Orion met de roodachtige ster Betelgeuze. En zoals dat gaat, als
je weer binnenshuis bent sla je er eens een gidsje op na en dan blijkt die ster
een rode superreus te zijn. De opgave van de afmetingen varieert nogal – in elk
geval honderden malen de omvang van de zon.
Dan ga je weer naar buiten, je kijkt nog een keer en je
bedenkt hoe ver het wel was en hoe groot. Maar veel wijzer ben je niet geworden.
De feiten helpen je verbeelding niet verder. Je kunt proberen je voor te
stellen hoe groot de aarde is, je kunt proberen je voor te stellen dat de zon
ruim honderd zo groot is, je kunt proberen om dat dan nog eens met zevenhonderdvijftig
te vermenigvuldigen. Maar het is onbegonnen werk, het gaat alle voorstelling te
boven.
Misschien dat verhalen wel werken. Orion is in de mythologie
een door Artemis gedode jager, die tot sterrenbeeld werd verheven. De oude
Grieken, in elk geval de ontwikkelden onder hen, zullen vast niet
geloofd hebben dat het werkelijk de reusachtige jager Orion was die zich in
winternachten aan de hemel vertoonde. Door zo’n verhaal te verbinden aan de
sterrenhemel doe je een poging om vat te krijgen op het onbevattelijke. Rigel is
de linkervoet, Betelgeuze staat in de rechteroksel, en de niet te missen drie
sterren op rij vormen Orions gordel.
Zo vermeldt de Bijbel Orion ook. In Job 38 vraagt God aan Job
of hij de ketenen van Orion kan losmaken. Dat is blijkbaar een verwijzing naar
de gordel, die door de schrijver van het boek Job opgevat wordt als een keten
waarmee de jager aan de hemel gebonden is. De kanttekening in de NBG-vertaling
bij Job 9:9, een tekst waarin Orion ook genoemd wordt, vermeldt dat het
Hebreeuwse woord voor Orion ‘dwaas’ betekent: Orion was een reus die de
dwaasheid had gehad om tegen God in opstand te komen en daarom was hij met een
gordel aan de hemel vastgebonden.
Kijk je voorzien van deze kennis nog een keer de lucht in,
dan kun je je in elk geval iets voorstellen bij wat je ziet. De mythologie doet
precies het omgekeerde van de wetenschap: ze voedt de verbeelding, maar heeft over
de feiten niets te melden.
In Het rode paard, de
dikke roman van Eugenio Corti, zegt een van de personages tegen een vriend dat
de sterren hen gezelschap zouden houden als ze de kennis van de sterrenbeelden nog
zouden bezitten. Hij verblijft tijdens de Tweede Wereldoorlog langdurig op de
Russische steppen, dus hij heeft alle kans om naar de sterren te kijken én veel
behoefte aan gezelschap.
Met deze opmerking slaat Corti de spijker op de kop. Orion,
de Tweelingen, de Plejaden: ze zijn het kosmische gezelschap van de mensheid. De
mythologische verhalen geven het heelal iets huiselijks. Dat is welkom, bij
alle huiver die een mens bij de onbevattelijke feiten kan bevangen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten