Konstantin Paustovski
vertelt in zijn memoires dat hij op zeker moment logeert bij de pope van het
dorpje Jekimovka. Het mannetje, ‘met dunne grijze strengeltjes in zijn nek’, is
doof en straatarm. Bij aankomst ziet Paustovski dat het kruis op de koepel van
de kerk scheef staat, zo scheef dat het ieder moment kan neerstorten. Het
huisje van de pope is overwoekerd met klimop en wilde sering. De tuin staat vol
onkruid: reusachtige klissen en manshoge brandnetels.
In het huis van vader
Pjotr heerst een ‘oudemannetjesproperheid’. De vloerplanken zijn zo vaak
schoongeschraapt dat ze wel grijs lijken. Er zijn twee boeken in huis: het
getijdenboek en de stukgelezen roman Kroniek
van het dorp Smoerinov van Zasodimski.
Als de vicaris op bezoek
komt, gaat vader Pjotr naar achter om een fles zelfgestookte brandewijn te
halen. Het goedje stinkt, aldus Paustovski, naar petroleum en rotte
mierikswortel. De vicaris slaat er twee glaasjes van achterover en is meteen
aangeschoten. Hij begint het ‘poopje’ verbaal te vernederen (het object van
spot grinnikt maar wat) en valt daarna luid snurkend in slaap. Na twintig keer
niezen is zijn roes voorbij.
Paustovski is een soort
Jelle Brandt Corstius die Rusland achter de schermen toont, maar dan negentig
jaar geleden. Het gaat over een stipje op de kaart, een dorpje in de omgeving
van Rjazan. Van zulke dorpjes waren er in Rusland duizenden. En in al die
dorpjes zullen God en de gemeenschap gediend zijn door zo’n priester, die leeft
van zijn aardappels en de appelbomen in zijn tuin.
Paustovski beschrijft het
allemaal zonder gewicht. Naar volledigheid streeft hij niet, hij zoekt zijn
kracht in het betekenisvolle detail. De rest is suggestie, dat blijft voor de
lezer over.
Maar wat hij opschrijft,
is prachtig. Als hij uit de trein stapt bij een tussenstationnetje, vanwaar hij
met paard en wagen naar Jekimovka gebracht wordt, staat er: ‘De warme lucht van
roggevelden woei mij in het gelaat. De stilte der velden, op het gefluit van de
verdwijnende trein na door geen klank verstoord, omsloot mij.’ Ja, dan ben je er
als lezer bij.
Als de vicaris weg is,
gaat de pope maar eens een dienst houden. ’s Zomers gebeurt dat op de eerste
verdieping van de kerk. De priester doet zijn kazuifel aan en begint. Hij is zo
doof dat hij sommige gebeden haast uitschreeuwt, terwijl andere mompelend ten
gehore worden gebracht. Paustovski gaat in de vensterbank zitten (stoffig glas,
gescheurd hout), zet het raam open en kijkt naar de wolken. De dienst duurt lang.
Als de pope vermoeid zijn kazuifel uittrekt, schiet een boer hem aan die zijn
dochter wil laten trouwen.
Het is een wonderlijke
gedachte dat er duizenden, zo niet miljoenen van zulke diensten gehouden zijn.
Ze zijn verdwenen in de mist van de geschiedenis. Was zijn logé niet aanwezig geweest,
dan had vader Pjotr zijn liturgische werk ook gedaan.
Je zou van zoveel vergeefsheid melancholiek worden, als je niet wist dat het niet voor niets is
geweest. Openbaring 8: de rook van het reukwerk stijgt met de gebeden van de
heiligen op naar God.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten