vrijdag 2 maart 2012

Verstoten


Column, eerder gepubliceerd in de bijlage ‘Gulliver’ van het Nederlands Dagblad op 2 maart 2012.

Een tijdje geleden stond er in het christelijke literaire tijdschrift Liter een empathisch geschreven essay over De arkvaarders van Anne Provoost. Dat boek, maak ik uit het artikel op, gaat over de mensen die niet met de ark mee mochten. Dus over degenen die niet uitverkoren waren, de verstotenen.

Als we een gedicht van C.S. Lewis mogen geloven was er ook een dier dat niet de ark in mocht. Dat dier symboliseert de Verstotene.

‘The Late Passenger’ heet het gedicht en het begint als volgt:

The sky was low, the sounding rain was falling dense and dark, 
And Noah's sons were standing at the window of the Ark. 

De regen valt, de deur is dicht en de ark gereed voor wat komen gaat als de broers ontdekken dat er nog een dier aan de deur klopt. Cham – natuurlijk hij – is helder: voor zijn part mag het beest verdrinken of anders moet het maar leren zwemmen. En laten zijn broers niet te veel kabaal maken, anders wordt vader wakker en dat zal weer een hoop extra werk betekenen. Maar helaas voor Cham:

Noah's voice came roaring from the darkness down below,
'Some animal is knocking.
Take it in before we go.'

Cham speldt zijn vader het een en ander op de mouw en als Noach aan dek komt heeft het dier zich al afgekeerd. Noach weet: hem te laten wachten was onbestaanbaar, wij zijn voorgoed te laat. Noach staat er met knikkende knieën bij en zegt, met een subtiele verwijzing naar later tijden:

'Oh noble and unmated beast, my sons were all unkind;
In such a night what stable and what manger will you find?’

Een barre nacht, een stal en een kribbe: het is duidelijk naar wiens lijden dit verwijst.

Wie nu al weet over welk dier Lewis’ gedicht gaat, heeft zijn christelijke fabologie goed op een rijtje. Want het gaat over een fabeldier: de eenhoorn, een dier dat nooit op de aardbodem heeft rondgelopen. Toch is er een heel web van verhalen om hem heen geweven. In een boek van de fijnzinnige mediëvist W.P. Gerritsen (die op het omslag van dit boek Willem heet) valt het na te lezen: Het spoor van de eenhoorn. De geschiedenis van een dier dat niet bestaat (2011).

Hoe is de vereenzelviging met Jezus ontstaan? Al heel vroeg in de middeleeuwen werd verteld dat de eenhoorn alleen gevangen kan worden door een zuivere maagd die zich bevindt op het pad dat het dier gewoonlijk gaat. Het springt dan bij haar op schoot en is in haar macht. De associatie met Maria ligt voor de hand. In haar is het woord vlees geworden.

In verschillende Nederlandse kerken is de voorstelling van vrouw met eenhoorn te zien; Gerritsen noemt Loppersum, Bolsward en Zutphen. In Zutphen is ook een jager te zien die zijn lans op het dier richt: een verwijzing naar Jezus’ kruisdood.

Lewis kende deze traditie natuurlijk en hij verwerkte haar in zijn zondvloedgedicht. Er bestaat ook een joods volksverhaal, waarin Noach de eenhoorn niet mee wil nemen in de ark. Kende Lewis dat verhaal ook? In dat geval zou  zijn gedicht een contaminatie van drie verhalen betekenen. Hoe dan ook is ‘The late Passenger’ een originele voortzetting van een oude literaire traditie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten