vrijdag 17 februari 2012

Het speeldoosje van Simeon ten Holt


Column, eerder gepubliceerd in de bijlage ‘Gulliver’ van het Nederlands Dagblad op 17 februari 2012.

Een befaamd hedendaags componist die vergenoegd een speeldoosje met Eine kleine Nachtmusik demonstreert – die was afgelopen zaterdag op Radio 4 te horen. Agnes van der Horst interviewde Simeon ten Holt. De oude meester is inmiddels 88 jaar, woont nog steeds in Bergen, reageert ad rem (‘kalm ben ik niet, maar wel evenwichtig’) en is in zekere zin tevreden met zijn leven en zijn werk (‘aan mijn taak ben ik nooit ontrouw geweest’).

Ten Holt vertelt hoe hij als jongen bij de familie Kouwenaar (de ouders van de dichter Gerrit Kouwenaar) een grammofoonplaat beluisterde met de beroemde serenade van Mozart en wat een openbaring dat voor hem was. Nog steeds beschouwt hij Eine kleine Nachtmusik als ‘een van de meest gave wonderen van de muziekliteratuur’. Hij beleeft hoorbaar plezier aan het speeldoosje.

Vreemd genoeg lijkt er een soort moed voor nodig om je v oorliefde te tonen voor iets wat het grote publiek ook mooi vindt. Kom in een cultureel onderlegd gezelschap maar eens voor de dag met je waardering voor J.R.R. Tolkien of Rien Poortvliet. W.H. Auden of Wassily Kandinsky leveren je meer krediet op. Toch is er geen enkele reden om niet iets mooi te noemen als je het mooi vindt, zeker als je ook nog kunt uitleggen waarom.

Daarom vond ik het zo aardig dat Ten Holt met Eine kleine Nachtmusik op de proppen kwam. Die serenade is zo stuk gejingeld en getjingeld dat het enige moeite kost om haar te beluisteren als een stuk muziek zoals de Jupitersymfonie of de Maurerische Trauermusik van dezelfde Mozart. Toch is Ten Holt zijn jeugdige ontdekking trouw gebleven. Menig componist zou als voorbeeld van een meesterwerk eerder geneigd zijn om naar een obscuur stuk van een composer’s composer te verwijzen.

Bewondering voor ‘hoge cultuur’ heeft altijd iets suspects vanwege het snob appeal ervan. Men gaat al snel iets mooi vinden omdat het mooi schijnt te moeten worden gevonden. Maar, schreef C.S. Lewis in een brief aan een Amerikaanse correspondente: ‘I like the Bacchae because it’s exciting, not because it is – loathsome word – ‘cultured’. ‘ Lewis hield van Euripides’ tragedie omdat hij het stuk opwindend vond, niet omdat het op een of andere manier iets ‘cultureels’ was.

Misschien is het wel een van de positieve gevolgen van het wegvallen van de strikte onderscheiding tussen hoge en lage cultuur, dat mensen hun waardering nu eerder uiten omdat iets hen raakt dan omdat het ‘cultuur’ is. Derhalve kan het geen kwaad als het befaamde ‘tromboneclubje’ waarop de PVV haar pijlen richtte eens uitlegt waar het mee bezig is en waarom zijn bezigheden van belang zijn.

Natuurlijk, smaken moeten gevormd worden en anything goes is geen handig uitgangspunt voor onderwijs en opvoeding. Maar we noemen iets literatuur omdat het goed is – we noemen het niet goed omdat het literatuur is. Zo is het met alle cultuur. En als we iets goed vinden, dan moesten we dat ook maar gewoon durven zeggen. Daarom: hulde aan Simeon ten Holt, componist van Canto ostinato en bewonderaar van Eine kleine Nachtmusik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten