vrijdag 3 februari 2012

De wereld wankelt niet


Column, eerder gepubliceerd in de bijlage ‘Gulliver’ van het Nederlands Dagblad op 3 februari 2012.

De spanning tussen natuurwetenschap en christelijke theologie is niet van vandaag of gisteren. In Gods filosofen van James Hannam, een fraai boek dat de ondertitel draagt Hoe in de middeleeuwen de basis werd gelegd voor de moderne wetenschap (2010), kwam ik het voorbeeld tegen van Nicolaas van Oresme, een theoloog-filosoof-natuurwetenschapper uit de veertiende eeuw.

Een van de problemen waar Oresme zich mee bezig hield was de vraag of de hemelsferen om de aarde draaien of dat het juist de aarde is die draait, terwijl de hemel stilstaat. De eerste opvatting was traditioneel en algemeen aanvaard, de tweede revolutionair en ongehoord.

Elke middeleeuwer met een beetje opleiding wist dat de aarde een bol was en geen pannenkoek, en dat de omvang van de aarde miniem was in vergelijking met de haar omringende kosmos. Maar hij dacht dus ook dat de aarde onbeweeglijk in het centrum van het heelal stond – een opvatting die zowel vanuit de dagelijkse ervaring als vanuit de destijds gangbare wetenschappelijke theorieën nogal voor de hand ligt.

Oresme stelde vast dat eigenlijk niet te bepalen is of de aarde draait of stilstaat. Vergelijk het met de verwarrende ervaring van een treinreiziger die zich afvraagt of het zíjn trein is die rijdt of de trein op het spoor naast hem: er is een derde, vast punt nodig om dat te kunnen bepalen.

Beide opvattingen werden door Oresme onderzocht en hij nam de nieuwe hypothese volledig serieus. Hij wist natuurlijk dat de zon in de Bijbel heet op te komen en onder te gaan, maar hij was wijs genoeg, evenals generaties theologen voor hem, om te beseffen dat zulke passages gebaseerd zijn op het normale taalgebruik van het volk. Ze hoeven niet naar de letter te worden opgevat.

Met een eenvoudig beroep op het taalgebruik in de Schrift was Oresmes probleem dus niet opgelost. Ook rede en ervaring vermochten geen uitsluitsel te geven. Toen pakte hij er toch maar weer zijn Bijbel bij en hij stuitte op het eerste vers van psalm 93, waar hij las dat de wereld zo ingericht is ‘dat ze niet kan worden bewogen’. Toen moest hij wel de conclusie trekken dat de oude opvatting de juiste was. Niet bewegen is niet draaien.

Hannam, die in zijn boek overigens voortdurend de negatieve beeldvorming van de middeleeuwse Kerk corrigeert, geeft droogjes commentaar op Oresmes conclusie: ‘Hij had, als hij een goede reden had gehad om te denken dat de aarde wel degelijk bewoog, gemakkelijk zijn redeneervermogen kunnen gebruiken om ook dit vers aan te pakken.’

Die goede redenen lagen een paar eeuwen later wel voor het grijpen, toen Copernicus’ werk de ronde deed. Maar een gereformeerd predikant als Jacobus Revius achtte in de zeventiende eeuw de opvattingen van Copernicus strijdig met het gezond verstand en met de Schrift. Ik weet niet of Oresme dat met Revius eens geweest zou zijn. Zijn verstand, dat gezond genoeg was, zou in elk geval geen probleem hebben gehad met Copernicus’ ideeën. Zou hij wel hebben vastgehouden aan zijn beroep op psalm 93? Of zou hij hebben geaccepteerd dat nieuwe kennis van de wereld soms moet leiden tot een nieuwe exegese van de Heilige Schrift?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten