Column, eerder
gepubliceerd in de bijlage ‘Gulliver’ van het Nederlands Dagblad op 20 januari 2012.
Klein bier afgezet tegen de
toestand in de wereld, maar toch: je wenst het alleen je ergste vijand toe. Aan
het eind van negentig minuten Mahler, als het Adagio van de Negende symfonie in
stilte versterft, hoor je een marimbariedel. En weer. En weer. En weer. Het
wijsje van een iPhone.
Dirigent Alan Gilbert deed begin
deze maand in Avery Fisher Hall (New York) iets volstrekt uitzonderlijks: hij legde
de uitvoering stil. Pas na een woordenwisseling met de iPhone-bezitter hervatte
Gilbert het concert, ergens eerder in het stuk. Je kunt je indenken dat er toen
van de spiritualiteit van Mahler-Negen weinig meer over was.
Merkwaardig genoeg valt uit
de getuigeverslagen op internet af te leiden dat de man, die op de eerste rij
recht voor de concertmeester zat, niet eens reageerde op Gilberts toch
opzienbarende actie. Terwijl het publieker bozer en bozer werd – maar al met al
bewonderenswaardig kalm bleef – schakelde de boosdoener pas na geruime tijd het
geluid van zijn iPhone uit.
De New York Times heeft de man – een zestigplusser, zakenman –
inmiddels anoniem geïnterviewd. De zaak had zijn Blackberry vervangen door een
iPhone en hij wist niet eens dat er mobiele telefoons met een alarm bestonden,
vandaar. Hij heeft Gilbert zijn excuses aangeboden en die heeft ze aanvaard. Op
YouTube kan men meevoelen: een empathische uploader heeft het marimbadeuntje
onder Bernsteins uitvoering van dezelfde symfonie gezet.
Naar verluidt kreeg dirigent Gilbert
een overweldigend applaus voor zijn actie. Ik kan er me alles bij voorstellen.
Je probeert altijd om bij een concert uit de buurt te blijven van, laat ik maar
zeggen, de risicogroepen. Na een paar spiedende blikken neem je plaats, ver van
potentiële onruststokers. Halverwege het eerste stuk slaat het noodlot toe: er
piept een gehoorapparaat, het meisje rechts naast je begint met haar mobieltje
te spelen, ter linkerzijde heeft iemand een akelig ritselende regenjas op
schoot, achter je klinkt een verdacht regelmatige ademhaling, die alras
overgaat in een bescheiden doch nadrukkelijk gesnurk…
Na weer zo’n concert besluit je
om voortaan publieke uitvoeringen dan maar te mijden en noodgedwongen maar wat
vaker een cd op te zetten. Natuurlijk kruipt het bloed waar het niet gaan kan –
en dan begint de ellende opnieuw.
Bijvoorbeeld bij een orgelconcert,
sowieso al wat minder chic dan de Grote Zaal. ‘Na het concert’, vermeldt het
programma, ‘is er gelegenheid om onder het genot van een kopje koffie met de
concertgever na te praten’. U raadt het al: tijdens het voorlaatste stuk vernemen
wij een licht gerinkel, dat aanzwelt tot een bescheiden kakofonie-op-afstand,
met als hoogtepunt een op een zestiende-eeuwse grafzerk uiteenspattend stuk
aardewerk.
Iedereen kijkt stug voor
zich, wiegt mee met de muziek, slaat het programma er nog eens op na en je
vraagt je af: mankeert mij iets dat dit me zo mateloos stoort? Gelukkig is daar
nu Alan Gilbert, wiens actie vanaf het podium getuigt: nee, u bent niet gek,
wij musici worden er ook gestoord van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten