Column, eerder gepubliceerd in de bijlage 'Gulliver' van het Nederlands Dagblad op 6 januari 2012.
Het
is een eigenaardige ervaring om op oudejaarsdag in de trein te zitten
en te horen omroepen dat er na acht uur 's avonds geen treinen meer
rijden. Ook het busvervoer schijnt dan stil te liggen. De publieke
diensten trekken er even de stekker uit: een streep onder het feit
dat er een eindpunt bereikt is. Pas met nieuwjaarsdag krabbelen we
weer uit de put.
Het
zou interessant zijn om na te gaan hoe christenen oud en nieuw
beleven. In feite hebben zij op 31 december hun oudejaarsdag al
achter de rug. De laatste zondag van het kerkelijk jaar valt ìmmers
eind november. Met de eerste adventszondag begint de nieuwe
jaarkring. Oudejaarsdag is een dag als andere; op nieuwjaarsdag staat
Jezus' besnijdenis centraal.
Natuurlijk,
mensen die 'nergens aan doen' hebben ook behoefte aan een ritme in
het jaar, aan momenten van afsluiting en begin. Laat hun die dagen
maar, zouden christenen kunnen denken, wij vieren onze eigen feesten
wel. Het protestantisme heeft in de vorige eeuw toch niet voor niets
zijn liturgisch bewustzijn opgekalefaterd?
Eind
november stond er in deze krant een stuk van dominee L.E. Leeftink,
gereformeerd-vrijgemaakt predikant te Assen. Hij voelt er niet voor
om de doden te noemen op de laatste zondag van het kerkelijk jaar -
zoals liturgisch bewuste medekerkleden wensen - maar wil dat gewoon
blijven doen op 31 december, in de oudejaarsdienst. Zijn argument: we
leven als christenen niet bij het kerkelijk jaar, maar bij de
christelijke jaartelling. Dat is in haar
algemeenheid nogal een krasse bewering, maar zijn punt is duidelijk:
op 31 december voelen we nu eenmaal dat het jaar ten einde is
en het is niet goed om het geloof van die ervaring los te koppelen.
Is
het kerkelijk jaar dan inderdaad een kunstmatige constructie is
(zoals Leeftink stelt)? Of zijn christenen te sterk verworteld in
het natuurlijke leven, of in de samenleving waarvan ze deel uitmaken?
En mag het kerkelijk jaar dan wél los komen te staan van de
ervaringen van het dagelijks leven?
Het
ontbreekt me aan wijsheid en ruimte om op deze vragen in te gaan. Ik
stel slechts een gedachte-experiment voor. We verbeelden ons
Nederland als een geheel christelijke samenleving. Elke Nederlander
is een trouwe zoon of dochter van de Kerk. Ook de overheid neemt haar
christelijke roeping serieus, conform artikel 36 NGB. Er komt een
commissie van wijze mannen die de overheid voorlicht over mogelijk
beleid rond de viering van oud en nieuw. Drie mogelijkheden worden
opgesomd:
1) Weg
met de oliebol. Ceremonieel op 31 december wordt verboden en de
nieuwjaarsreceptie wordt als een heidens relict strafbaar gesteld.
2) De
liturgische rimram gaat overboord. Speciale zondagen worden
afgeschaft, inclusief Kerst, Pasen en Pinksteren. Bid- en dankdagen
worden in ere hersteld en de diensten met oud en nieuw moeten
blijven.
3) We
blijven laveren tussen tussen het kerkelijk jaar enerzijds en de
jaren onzes Heeren anderzijds.
U,
lezer, regeert dit Nederland. Spaart u de kool en de geit?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten