vrijdag 23 december 2011

Elckerlyc in 4 havo


Afgelopen weken lazen mijn beide 4 havoklassen Elckerlyc. Doorgaans namen we bij de middeleeuwen Karel ende Elegast door, maar na een jaar of wat wil je wel eens iets anders. Ik maakte een diapresentatie ter inleiding, we lazen het stuk in drie lessen, en daarna besteedden we wat tijd aan presentaties, om typisch rooms-katholieke aspecten van het stuk te verduidelijken. Leerlingen van mijn degelijke reformatorische school weten immers niet wat de biecht precies is, of het oliesel.

Natuurlijk hadden we de Middelnederlandse tekst voor ons. Als er gelezen én voorgelezen wordt, is dat zo moeilijk niet.

In Elckerlyc is God niet te spreken over de manier waarop de mensen leven. Daarom besluit Hij de Dood op Elckerlyc (= iedereen) af te sturen om hem ter verantwoording te roepen. Elckerlyc moet een pelgrimagie beginnen om rekeninghe te doen.

Vanuit het perspectief van de Dood zien we de nietsvermoedende Elckerlyc (‘Hoe luttel vermoet hi op mijn comen!’) en dan wordt hem de vraag gesteld waarheen hij zo fraai uitgedost op weg is. Hij mag in de jacht op werelds goed God dan wel vergeten zijn, maar dat betekent niet dat God hém uit het oog verloren is! Elckerlyc schrikt en doet nog wat pogingen om het onheil af te wenden, maar de Dood is onverbiddelijk: gaan moet hij, vandaag nog.

Graag wil Elckerlyc de Deugd meenemen op de tocht die hij moet gaan maken, maar die ligt ziek te bed en is op sterven na dood. Pas als Elckerlyc gebiecht heeft en boete gedaan, wordt Deugd weer gezond. Zij is ten slotte ook de enige die meegaat het graf in. Zo kan Elckerlyc voor God verschijnen.

53 zestienjarigen hebben dus Elckerlyc gelezen en nu liggen er dan evenzovele toetsen voor me. Wat heeft het ze gedaan, vraag ik me af, boven de stapels papier. Hun leven ligt er vast niet van overhoop, maar als ik me niet vergis zijn erbij die het op zijn minst verrassend vinden, om hun eigen leven te bekijken door de ogen van de Dood. Dat hoop je als docent natuurlijk ook, dat ze gaan nadenken over de vraag die het stuk opwerpt: wat helpt ons als we sterven moeten?

Tijdens de les had ik geen zin om ze voor te gaan kauwen dat Elckerlyc nogal rooms is. Dat zou, vreesde ik, verhinderen dat ze gewoon de tekst tot zich lieten spreken. Pas op de toets vroeg ik expliciet wat de belangrijkste wijziging zou zijn in een protestantse bewerking van het stuk (die overigens ook werkelijk bestaat). Tot mijn verrassing had maar een enkeling door dat de rol die Deugd in Elckerlyc heeft in het protestantisme aan Christus toekomt. Alsof ze niet allemaal regelmatig over vraag en antwoord 30 uit de Heidelbergse Catechismus horen preken. De meeste suggesties kwamen neer op het schrappen van de biecht, van de priester of van andere katholieke parafernalia. (Vooruit, toch één punt.)

Is dat gewone zestienjarigenoppervlakkigheid? Of raakt bij deze jongelieden de leer het leven (nog) niet? Daar lijkt het wel op. Zodra ze buiten de context van kerk en catechisatie stappen, nemen ze ideeën die reformatorisch gezien pertinente dwalingen zijn, voor zoete koek aan. Misschien moet ik ze dat dan toch maar voor gaan kauwen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten