Afgelopen weken lazen mijn beide
4 havoklassen Elckerlyc. Doorgaans namen
we bij de middeleeuwen Karel ende Elegast
door, maar na een jaar of wat wil je wel eens iets anders. Ik maakte een
diapresentatie ter inleiding, we lazen het stuk in drie lessen, en daarna
besteedden we wat tijd aan presentaties, om typisch rooms-katholieke aspecten
van het stuk te verduidelijken. Leerlingen van mijn degelijke reformatorische
school weten immers niet wat de biecht precies is, of het oliesel.
Natuurlijk
hadden we de Middelnederlandse tekst voor ons. Als er gelezen én voorgelezen
wordt, is dat zo moeilijk niet.
In
Elckerlyc is God niet te spreken over
de manier waarop de mensen leven. Daarom besluit Hij de Dood op Elckerlyc (=
iedereen) af te sturen om hem ter verantwoording te roepen. Elckerlyc moet een pelgrimagie beginnen om rekeninghe te doen.
Vanuit
het perspectief van de Dood zien we de nietsvermoedende Elckerlyc (‘Hoe luttel
vermoet hi op mijn comen!’) en dan wordt hem de vraag gesteld waarheen hij zo
fraai uitgedost op weg is. Hij mag in de jacht op werelds goed God dan wel
vergeten zijn, maar dat betekent niet dat God hém uit het oog verloren is! Elckerlyc
schrikt en doet nog wat pogingen om het onheil af te wenden, maar de Dood is
onverbiddelijk: gaan moet hij, vandaag nog.
Graag
wil Elckerlyc de Deugd meenemen op de tocht die hij moet gaan maken, maar die
ligt ziek te bed en is op sterven na dood. Pas als Elckerlyc gebiecht heeft en
boete gedaan, wordt Deugd weer gezond. Zij is ten slotte ook de enige die
meegaat het graf in. Zo kan Elckerlyc voor God verschijnen.
53
zestienjarigen hebben dus Elckerlyc gelezen
en nu liggen er dan evenzovele toetsen voor me. Wat heeft het ze gedaan, vraag
ik me af, boven de stapels papier. Hun leven ligt er vast niet van overhoop,
maar als ik me niet vergis zijn erbij die het op zijn minst verrassend vinden,
om hun eigen leven te bekijken door de ogen van de Dood. Dat hoop je als docent
natuurlijk ook, dat ze gaan nadenken over de vraag die het stuk opwerpt: wat
helpt ons als we sterven moeten?
Tijdens
de les had ik geen zin om ze voor te gaan kauwen dat Elckerlyc nogal rooms is. Dat zou, vreesde ik, verhinderen dat ze gewoon
de tekst tot zich lieten spreken. Pas op de toets vroeg ik expliciet wat de
belangrijkste wijziging zou zijn in een protestantse bewerking van het stuk
(die overigens ook werkelijk bestaat). Tot mijn verrassing had maar een
enkeling door dat de rol die Deugd in Elckerlyc
heeft in het protestantisme aan Christus toekomt. Alsof ze niet allemaal
regelmatig over vraag en antwoord 30 uit de Heidelbergse Catechismus horen preken.
De meeste suggesties kwamen neer op het schrappen van de biecht, van de
priester of van andere katholieke parafernalia. (Vooruit, toch één punt.)
Is
dat gewone zestienjarigenoppervlakkigheid? Of raakt bij deze jongelieden de
leer het leven (nog) niet? Daar lijkt het wel op. Zodra ze buiten de context
van kerk en catechisatie stappen, nemen ze ideeën die reformatorisch gezien pertinente
dwalingen zijn, voor zoete koek aan. Misschien moet ik ze dat dan toch maar
voor gaan kauwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten