vrijdag 9 december 2011

Schreien om Dido’s dood


Column, eerder gepubliceerd in de bijlage ‘Gulliver’ van het Nederlands Dagblad op 9 december 2011.


Waarom verzinsels lezen als we de waarheid kennen? Die vraag klinkt door in veel christelijke bezinning op literatuur. Er zit een zekere onbehaaglijkheid in de kwestie, een intuïtie dat fictie overbodig is en dat je je tijd beter aan iets reëels kunt besteden. Lees de Bijbel in plaats van Vergilius.

Wie Augustinus’ Belijdenissen doorneemt, merkt dat de kerkvader dat onbehagen ook ervoer. Meteen in boek I vertelt hij hoe hij als schooljongen huilde over Dido, die door Aeneas verlaten werd. Achteraf vindt hij zichzelf daarom deerniswaardig, hij beschrijft zijn jongere ik als iemand ‘die tranen schreide om de dood van Dido, veroorzaakt door haar liefde voor Aeneas, zonder tranen te schreien om zijn eigen dood, veroorzaakt doordat hij u (God) niet liefhad’. Hij had beter over iets anders kunnen huilen, en dan vooral over zichzelf.

Later, in Carthago, bezoekt hij vol geestdrift de theatervoorstellingen. In boek III van de Belijdenissen vraagt hij zich met bevreemding af hoe het kan, dat hij toen genoot van zijn verdriet. Hij had medelijden met het tragische lot van personages op het toneel, maar bezocht het liefst díe voorstellingen die hem het meest ontroerden. Hoe dieper de ontroering, des te groter het genot. Wat is dat voor een perfiditeit: genieten van je verdriet?

Zo schuift Augustinus met één drastische beweging alle fictie aan de kant: het leidt je maar af van de werkelijkheid en bovendien is het immoreel om plezier beleven aan je verdriet.

Heiligen blinken niet altijd uit in subtiliteit, vooral niet als ze op hun eigen leven terugblikken.

Maar anderen zijn misschien geen heiligen, lezen nog wel fictie en laten zich er graag door raken. Ze hebben de ervaring dat het op een of andere manier zinvol is om de ontroering te ondergaan die door fictie teweeg wordt gebracht.

Eén verklaring is het pedagogische karakter van de ontroering. Kunst leert ons om passend te reageren, om de juiste emotie op het juiste moment te ervaren. De liefde is zoet, de dood is bitter, de deugd is liefelijk – goede kunst toont het niet alleen, maar doet het ons ervaren. Daarom, tussen twee haakjes, is kunst die de deugd als bitter en de de dood als liefelijk voorstelt altijd gevaarlijk gevonden: ze trekt om zo te zeggen het verkeerde emotionele register open op het verkeerde moment.

Dat Dido’s bittere lot de kleine Augustinus zo raakte, laat dus zien dat hij emotioneel in orde was (en misschien ook dat Vergilius een goed verhaal heeft geschreven). Als je het zo bekijkt, leidt fictie de lezer niet af van de werkelijkheid, maar is de literatuur juist een leerschool voor de werkelijkheid.

In eerste instantie de natuurlijke realiteit: wie medelijden kan voelen met Dido, kan het ook met de oorlogsweduwe om de hoek. Maar waarom ook niet de bovennatuurlijke? Wie huilen kan om Dido die haar Aeneas kwijt is, kan huilen om zichzelf, als iemand die zijn God kwijt is.

Waarom dus verzinsels lezen als we de waarheid kennen? We moeten de waarheid niet alleen kennen, maar er ook een passende houding tegenover in leren nemen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten