vrijdag 23 september 2011

Weg met die moerbei


Column, eerder gepubliceerd in de bijlage ‘Gulliver’ van het Nederlands Dagblad op 23 september 2011.

Om het oorspronkelijke terug te halen, moet het vorige worden vernietigd – dat is de grote imperatief van de trend die P.F. Thomése afgelopen zaterdag in NRC Handelsblad  beschreef.

Achter het huis waar Thomése opgroeide was een terrasje, waar zijn vader thuishoorde, en daar had men een stokoude moerbeiboom langs de muur geleid, met eindeloze zorg en navenant succes. Als bij de mosterdstruik uit het evangelie nestelden de vogelen des hemels in zijn takken. De Thoméses verlieten het huis, maar de volgende bewoners lieten de moerbei staan. Er werd het nodige aan het huis veranderd, maar de ‘geest’ ervan (woord van Thomése) bleef bewaard.
Nu is het huis weer verkocht en de nieuwe bewoners zijn van retro en nostalgie en dus willen ze het huis in ‘de oorspronkelijke staat’ herstellen - zoals het in de woontijdschriften staat. Terras en moerbei moeten wijken.
De nieuwe bewoners willen iets van vroeger terug, maar dan zonder de sporen van de tijd. Een nep-oorspronkelijkheid, die de geschiedenis ontkent.

De gemoedsgesteldheid van deze moerbeizagers is, geloof ik, wijdverbreid. Ook in christelijk Nederland is ze niet zeldzaam.
In deze krant heb ik al eens geschreven over de gewoonte van het vernoemen van kinderen naar hun grootouders en in dat verband kwamen ook de zogeheten bijbelse namen aan de orde. Mijn intuïtie zegt dat ouders die hun kind Habakuk noemen (ik geef een ongebruikelijk voorbeeld, om niemand voor het hoofd te stoten) op zoek zijn naar een ‘oorspronkelijke staat’ en dat ze om die te bereiken met zorg gecultiveerde moerbeibomen omhakken.
Natuurlijk, er zijn ergere dingen in de wereld en het is maar een symptoom, maar toch: een symptoom van een kwaal die we beter kwijt dan rijk zijn.
Wat ik bedoel is dit: onze (groot)ouders hadden ook bijbelse namen. Ze heetten Johannes (Jan of Hans), Petrus (Pieter) of Jacobus (Koos). Ze heetten Maria, Elisabeth of Sara. Soms hadden ze namen met Germaanse wortels, maar we zijn, dacht ik, gekerstende Germanen, dus dat hoeven we niet als een probleem te beschouwen. Ik ben dapper met de speer, maar heb dat wapen zogezegd alleen voor de juiste doelen leren gebruiken.

Zie het eens zo: namen als Johannes en Maria zijn moerbeibomen, stokoud en eeuwenlang gecultiveerd. Ze hebben een geschiedenis en die wordt ons op een presenteerblaadje aangereikt. We hoeven er niet voor naar archieven, nee, we worden deel van deze geschiedenis doordat we deze namen verderdragen door de tijd. We zijn vogels die nestelen in de geborgenheid van een traditie.
Zeker, er werd wel eens iets veranderd, de geografie sprak een woordje mee (Jan of John of Jean of Johann) maar de geest bleef intact.
Wie nu uit alle macht deze namen vermijdt en toch voor Habakuk kiest, komt weliswaar in een oorspronkelijke staat terecht, maar voor mijn gevoel is die even zielloos als de plek bij Thoméses huis waar straks geen terras en geen moerbeiboom meer is.

Laat die bomen toch staan. Mensen en dingen hebben een geschiedenis en dat maakt ze rijker. Waarom zouden we die geschiedenis niet aan ze mogen aflezen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten