vrijdag 1 juli 2011

De Bijbel aan de ketting

Column, gepubliceerd in de bijlage 'Gulliver' van het Nederlands Dagblad, 1 juli 2011

'Op de hogeschool in Erfurt had Maarten Luther op een dag een heel dik boek gevonden dat met een ketting aan de boekenplank vastzat. Hij had het uit de rij gehaald en opengeslagen en toen zag hij dat het een Bijbel was. Heel zijn leven had hij nog geen Bijbel in zijn handen gehad. Hij had het dikke boek opengeslagen en was beginnen te lezen. De Bijbel was wel geschreven in het Latijn, maar dat was voor Maarten Luther geen probleem. Hij las dat net zo gemakkelijk als Duits.'

Ziedaar: in de middeleeuwen lagen bijbels aan de ketting, liep je gerede kans om nooit een bijbel in handen te krijgen en als je er dan een te pakken kreeg, was het de Vulgaat.
Dit is een mythe, en naar het ND onlangs (21 juni) meldde, is zij doorgeprikt door C.C. de Bruin in de Cultuurgeschiedenis van het christendom, die verscheen rond 1950 en in protestants Nederland ruime ingang vond.
Inmiddels kunnen we weten dat de bijbel waarnaar Luther greep aan de ketting lag om hem voor diefstal te behoeden, dat middeleeuwse leken wél in de Bijbel lazen en dat er menige vertaling in de volkstaal bestond.

Maar deze mythe is taai. Het verhaalfragment dat dit stukje opent is een van de inzendingen bij een verhalenwedstrijd die het Reformatorisch Dagblad uitschreef voor Hervormingsdag 2010. In de publieke opinie leeft het oude beeld gewoon voort.
Misschien verklaart dat waarom Trouw en het Katholiek Nieuwsblad toch weer de Luthermythe als binnenkomer kozen, in berichtgeving over onderzoek van Sabrina Corbellini. Deze Italiaanse mediëviste kan, zo zegt ze in KN, aantonen dat leken in de middeleeuwen daadwerkelijk actieve gebruikers waren van religieuze literatuur. Ze schreven en discussieerden over theologische begrippen. De middeleeuwse kerk moedigde dit – aldus Corbellini – alleen maar aan. Bijbels in de volkstaal waren wijdverspreid, ook onder schoenmakers, kleermakers en kooplieden.

Heeft de rooms-katholieke kerk dan nooit moeite gehad met Bijbellezende leken? Op internet hebben papenhaters diverse pauselijke uitspraken gepubliceerd met een op het eerste gezicht nogal schrikwekkende inhoud. Paus A veroordeelde Bijbelgenootschappen, paus B vond dat de Bijbelvertalingen in de volkstaal meer schade dan voordeel hebben gebracht, paus C verbood het bezit van bijbels in de volkstaal helemaal. Katholieken zeggen dan weer dat die uitspraken betrekking hebben op Bijbeluitgaven die niet geapprobeerd waren, waarin de katholieke kerk werd aangevallen (in kanttekeningen?), of waarin de deuterocanonieke boeken niet waren afgedrukt.
Wat is waarheid? Het werkelijke verhaal zal genuanceerd zijn. Aan de ene kant waren er pauselijke verboden, deelverboden en bijna-verboden; aan de andere kant was er bloed dat kroop waar het niet gaan kon en waren er theologen die gedoogden wat verboden was.

Afgaande op wat Corbellini zegt, moeten we hierbij in elk geval niet denken aan de periode vóór de Reformatie. Blijkbaar kreeg Rome pas moeite met bijbels in de volkstaal toen de Reformatie haar successen had geboekt. De Luthermythe werd pas waar toen Luther niet meer leefde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten