vrijdag 6 mei 2011

C.S. Lewis als dertiende apostel

Column, gepubliceerd in de bijlage 'Gulliver' van het Nederlands Dagblad, 6 mei 2011

Kun je zeggen dat C.S. Lewis in Nederland geadoreerd wordt? Ik geloof dat het wel meevalt. Er zijn enkele liefhebbers die veel van hem weten en (bijna) alles van hem gelezen hebben, en er is een grote schare die Narnia kent en de Brieven uit de hel en misschien nog een of twee boeken. Daarmee houdt het op. Een mooie bundel vertaalde essays van Lewis kwam vorig jaar nog in de ramsj terecht.

In de Verenigde Staten is het met Lewis’ populariteit anders gesteld, volgens een artikel van Ryan Harper in The Huffington Post. Harper is een promovendus van Princeton. Vorige week vrijdag stond er in deze krant een stuk van Maurice Hoogendoorn waarin Harper uitgebreid werd geciteerd.
Volgens Harper loopt de Lewis-worship onder evangelicalen de spuigaten uit. Hij heeft twee grote bezwaren. Een: het denken van Lewis wordt als uitgangspunt genomen zonder dat het zelf voorwerp is van kritisch onderzoek. Twee: de confrontatie met de eigentijdse cultuur is een second-hand affair aan het worden, doordat veel evangelicalen volstaan met het napraten van wat Lewis over een bepaald verschijnsel heeft gezegd.

Deze kritiek klinkt redelijk en is misschien ook juist. Maar Harpers opmerkingen zeggen natuurlijk niets over de waarde van het werk van Lewis zelf. Dat Lewis-adepten op een onjuiste manier omgaan met zijn ideeën, vloeit tenslotte niet voort uit de aard van zijn werk. Integendeel: zijn transparante redeneerstijl nodigt juist uit tot kritische bezinning. En als je vindt dat Lewis over, zeg, de mythe van de vooruitgang ware woorden heeft gezegd en je komt bij een of andere hedendaagse filosoof een vorm van vooruitgangsgeloof tegen – dan is het niet vreemd als je enkele woorden van Lewis citeert.

Bovendien is het op zijn minst eenzijdig om wel het misbruik van Lewis’ erfenis aan de kaak te stellen, maar niet de gunstige effecten te noemen die zijn werk ook en vooral heeft gehad. Ik heb de indruk dat veel evangelische christenen door Lewis’ boeken de aansluiting met de mainstream van het christendom hebben gevonden. Stel dat iemand dankzij Lewis van halleluja-handjeklap bij Augustinus terechtkomt: dan heeft hij geen geringe vordering gemaakt.
Ook christenen van gereformeerde komaf kunnen hun blikveld aanzienlijk verbreden door kennis te nemen van Lewis’ werk. De wereld begon niet in 1517 te bestaan – als er iets uit Lewis’ boeken duidelijk wordt, dan is het de relevantie van pre-moderne ideeën.
En meer persoonlijk: wie Lewis leest zou wel eens kunnen gaan vinden dat hij een beter mens moet worden, of dat hij helderder moet gaan denken en schrijven. Ik kan me tenminste niet voorstellen dat een Lewis-liefhebber niet tenminste probeert om wolligheid, vaagheid en kletskoek te vermijden zoveel hij kan.

C.S. Lewis is (zoals The Huffington Post kopte) still not Jesus en evenmin de dertiende apostel. Maar van de weeromstuit moet de onvrede over bepaalde Lewis-adepten niet geprojecteerd worden op Lewis zelf. Het zou ook ondankbaar zijn om te vergeten hoeveel goeds het werk van Lewis zijn lezers heeft gebracht.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten