Column, gepubliceerd in de bijlage 'Gulliver' van het Nederlands Dagblad, 25 februari 2011
Als het verschijnsel je eenmaal is opgevallen, zie je het overal terug. Heeft iemand in christelijke kring nieuwe ideeën, dan gaat hij niet meer de barricaden op; in plaats daarvan pleit hij voor een goed debat, een openhartig gesprek of een constructieve dialoog. Recente voorbeelden zijn te signaleren in publicaties over homoseksualiteit en over de evolutietheorie.
Meestal verlopen discussies over dit soort thema’s volgens een vast patroon: een prominent lid van een groepering blijkt aanhanger van de nieuwe ideeën, andere leden van de groepering uiten daar hun verontrusting over en vervolgens ontbrandt er een discussie in de media. Als de gemoederen wat verkoeld zijn komt een aanhanger van de nieuwe ideeën met het voorstel tot debat, gesprek of dialoog. Daarna kan het verschillende kanten uit gaan; niet zelden wordt de nieuwe opvatting als legitiem erkend.
Wie oproept tot debat lijkt uiterst liberaal: hij dramt zijn eigen ideeën niet door, hij wil de ander niet overtuigen van zijn gelijk, hij gunt hem ook zijn mening. Hij is respectvol en tolerant. Hij wil alleen maar een gesprek voeren. De behoudende krachten komen gemakkelijk in een negatief daglicht te staan: die zijn immers niet respectvol of niet tolerant en in elk geval gunnen ze de ander zijn ideeën niet.
Maar misschien gaat er onder dit liberale gras een addertje schuil. Aanvankelijk zijn de oude en de nieuwe ideeën namelijk niet gelijkwaardig. De orthodoxe opvatting heeft gezag, en als er iemand met iets nieuws komt, wordt dat gezag aangevochten. Er is een duidelijke hiërarchie.
In deze constellatie is de oproep tot debat meer dan een ruimhartige uitnodiging voor een gesprek. Een debat, een gesprek of een dialoog voer je op basis van gelijkwaardigheid. Als twee leerlingen met elkaar overleggen is dat een principieel andere situatie dan wanneer een leraar een leerling onderwijst. De oproep tot debat is een oproep aan de leraar: kom achter de katheder vandaan, stap het podium af en ga gezellig naast ons zitten. Het is het opeisen van spreekrecht.
Juist doordat oud en nieuw in een debat als gelijkwaardige mogelijkheden naast elkaar komen te staan, gebeurt er iets met de status van de nieuwe ideeën. Was het eerst ondenkbaar ze zelfs maar uit te spreken of werden ze met enige schuchterheid geformuleerd, nu zijn ze gepromoveerd tot een volwaardig alternatief. In een debat, gesprek of dialoog mag formeel gezag immers geen rol spelen. Je kunt maar moeilijk op voorhand zeggen dat de ander geen recht van spreken heeft.
Meestal verlopen discussies over dit soort thema’s volgens een vast patroon: een prominent lid van een groepering blijkt aanhanger van de nieuwe ideeën, andere leden van de groepering uiten daar hun verontrusting over en vervolgens ontbrandt er een discussie in de media. Als de gemoederen wat verkoeld zijn komt een aanhanger van de nieuwe ideeën met het voorstel tot debat, gesprek of dialoog. Daarna kan het verschillende kanten uit gaan; niet zelden wordt de nieuwe opvatting als legitiem erkend.
Wie oproept tot debat lijkt uiterst liberaal: hij dramt zijn eigen ideeën niet door, hij wil de ander niet overtuigen van zijn gelijk, hij gunt hem ook zijn mening. Hij is respectvol en tolerant. Hij wil alleen maar een gesprek voeren. De behoudende krachten komen gemakkelijk in een negatief daglicht te staan: die zijn immers niet respectvol of niet tolerant en in elk geval gunnen ze de ander zijn ideeën niet.
Maar misschien gaat er onder dit liberale gras een addertje schuil. Aanvankelijk zijn de oude en de nieuwe ideeën namelijk niet gelijkwaardig. De orthodoxe opvatting heeft gezag, en als er iemand met iets nieuws komt, wordt dat gezag aangevochten. Er is een duidelijke hiërarchie.
In deze constellatie is de oproep tot debat meer dan een ruimhartige uitnodiging voor een gesprek. Een debat, een gesprek of een dialoog voer je op basis van gelijkwaardigheid. Als twee leerlingen met elkaar overleggen is dat een principieel andere situatie dan wanneer een leraar een leerling onderwijst. De oproep tot debat is een oproep aan de leraar: kom achter de katheder vandaan, stap het podium af en ga gezellig naast ons zitten. Het is het opeisen van spreekrecht.
Juist doordat oud en nieuw in een debat als gelijkwaardige mogelijkheden naast elkaar komen te staan, gebeurt er iets met de status van de nieuwe ideeën. Was het eerst ondenkbaar ze zelfs maar uit te spreken of werden ze met enige schuchterheid geformuleerd, nu zijn ze gepromoveerd tot een volwaardig alternatief. In een debat, gesprek of dialoog mag formeel gezag immers geen rol spelen. Je kunt maar moeilijk op voorhand zeggen dat de ander geen recht van spreken heeft.
Blijkt hier misschien de manier waarop moderne christenen met gezag omgaan? Er mag dan in de meeste rechtzinnige kerken nog wel een zeker formeel gezag bestaan, de media bieden een uitgelezen mogelijkheid om het te omzeilen. Gespreksrondes, debatavonden en themadagen maken heterodoxe ideeën respectabel. Zonder een zekere stijfkoppigheid is niets tegen deze schijnbare vrijblijvendheid bestand.
Het is daarom tijd voor een stevig debat – over het houden van stevige debatten en over het oproepen daartoe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten