Er is wel eens beweerd dat Jane Austen (1775-1817) maar één plot heeft bedacht. Al haar romans gaan over de jacht op een echtgenoot, ze spelen zich af in eenzelfde milieu (iets beneden de aristocratie) en in menig opzicht lijken de hoofdpersonen sterk op elkaar. Als dat waar is, en het is zeker niet geheel onwaar, zegt het nog niet zo veel over de kwaliteit van haar werk. Een roman als Trots en vooroordeel, onlangs in een nieuwe Nederlandse vertaling verschenen, is nog steeds buitengewoon leesbaar. De scherpzinnigheid waarmee Austen deugden en vooral ondeugden ontleedt is niet alleen onderhoudend maar ook leerzaam.
De romans van Austen zijn relatiesprookjes. Hoe diep de twee ook in de penarie zitten, uiteindelijk krijgen ze elkaar. In Trots en vooroordeel (Pride and Prejudice, 1813) zijn het Elizabeth Bennet en Fitzwilliam Darcy. Door de vele verfilmingen van het boek is het verhaal algemeen bekend. Hij is een rijke aristocraat, ruim voorzien van hooghartigheid; zij is van beduidend lagere stand en behept met de neiging haar eerste indrukken te volgen. Geringschatting van de ene kant en afkeer van de andere zijn ten slotte geen beletsel. Hij legt zijn arrogantie af en zij ziet in dat ze zich in haar oordeel over hem vergist heeft.
Tot zover is er weinig bijzonders aan de hand. Menige liefdes- of streekroman is op het zelfde stramien geborduurd. Opmerkelijk genoeg brengen de romans van Austen, bijna tweehonderd jaar oud, echter nog steeds pennen in beweging. Zowel uitgesproken progressieve als meer conservatieve denkers geven blijk van affiniteit met haar werk.
Zo citeert Cisca Dresselhuys, voormalig hoofdredactuer van het feministische blad Opzij, in het nawoord van de nieuwe vertaling van Trots en vooroordeel Fay Weldon. Met merkbare spijt constateert Weldon dat Austen dan wel geen feministe was, maar dat ze dan toch wel ,,voor het eerst de gedachte opperde dat het persoonlijke, het emotionele, in feite het morele is’’. Daarmee heeft Austen volgens Weldon ,,een erfenis nagelaten waar de toekomst op gebouwd kan worden’’.
Anderzijds is Austen voor de rooms-katholieke filosoof Alasdair MacIntyre ,,de laatste grote representant van de klassieke traditie van de deugden’’. In zijn boek After Virtue (1981) betoogt MacIntyre dat Austen een unieke synthese biedt van het christelijke en het aristotelische denken over deugden en deugdzaamheid. Hij zet de deugdencatalogus van Austen zonder blikken of blozen naast die van Homerus, Aristoteles en het Nieuwe Testament.
Het is een interessante vraag hoe christelijk het werk van Austen is. Natuurlijk speelt het zich af tegen het decor van een christelijke samenleving, om precies te zijn de Engelse van ongeveer 1800. Austen was zelf dochter (en zus) van een plattelandsdominee, en de Anglicaanse kerk is een instituut waarvan de aanwezigheid en het gezag in haar romans allerminst worden aangevochten. (Al zal de lezer van Trots en vooroordeel opmerken dat de pompeuze, zelfingenomen dominee Collins geen sieraad voor zijn genus is, ook al is hij dat wel voor de roman.) Toch ligt de christelijkheid er in haar romans niet dik bovenop. Preciezer gezegd: het is niet de inzet van haar werk, maar de achtergrond ervan.
De lezer wordt dus niet vergast op bekeringsgeschiedenissen. Alhoewel – in een essay over de romans van Austen heeft C.S. Lewis laten zien dat vier van haar zes romans draaien om de spil van een ,,undeception’’. Elizabeth komt er in Trots en vooroordeel achter dat ze Darcy totaal verkeerd heeft ingeschat, dat ze ,,vooringenomenheid en onkunde nagejaagd en het gezond verstand de deur uit gezet’’ heeft. Ze vindt haar eigen gedrag verachtelijk en komt tot de slotsom: ,,Tot op dit moment heb ik mijzelf nooit gekend.’’
Volgens Lewis wordt de ‘ont-misleiding’ die de personages ten deel valt, steevast verwoord in theologische of bijna-theologische termen. Austen gebruikt de grote abstracta van de klassieke Engelse moralisten. Zonder haar christelijker te maken dan ze is – wat ook helemaal niet nodig is – legt hij daarmee de religieuze achtergrond bloot van de ethische thematiek die ze in haar romans aansnijdt. Onmiskenbaar is het toch een soort bekering die de personages doormaken. Dat geldt in Trots en vooroordeel niet alleen voor Elizabeth, maar ook voor Darcy en in zekere zin ook voor Elizabeths vader. De morele wereld van Jane Austen is zo vanzelfsprekend bepaald door het christendom dat haar personages hun inzicht in zichzelf niet anders kunnen formuleren dan met woorden uit de christelijke traditie.
Hoe kan het ook anders. Volgens haar biograaf David Cecil (A Portrait of Jane Austen, 1978) was de religie in het leven van Austen van de grootste betekenis en het grootste belang, ook al was ze niet geneigd om er veel over te praten, conform de terughoudendheid die norm was in de familie Austen. Het lijkt een parallel met haar werk: ook daar is het terughoudendheid troef, ook daar speelt de christelijke religie vooral op de achtergrond een bepalende rol.
Trots en vooroordeel is een komedie, zoals alle romans van Jane Austen komedies zijn. De opgeblazenheid van dominee Collins, het gedrag van moeder Bennet (dat zelfs de lezer met schaamte vervult) en de onbeschoftheid van de aristocratische Lady Catherine De Bourgh zouden als bewijs kunnen volstaan. Humor is daar wanneer van de norm wordt afgeweken en een komedie laat niets anders zien dan een afwijking van de norm. Daarom is het essentieel voor een komedie dat er vaste normen zijn; zonder norm is er namelijk niets wat belachelijk is. Het morele karakter van de wereld van Austen is dus niet de vijand van, maar de voorwaarde voor het komische element in haar werk. Austen stelt met graagte aan de kaak wat afwijkt van deugd, gezond verstand en goede smaak. Ook al overwint Darcy zijn weerzin tegen het ,,totale gebrek aan correctheid en fatsoen’’ dat door Elizabeths familie wordt tentoon gespreid, als de twee zijn getrouwd vluchten ze snel naar Darcy’s stijlvolle Pemberley.
Als jong meisje schreef Jane Austen al veel. Ze heeft daarvan het nodige bewaard. Aan dat vroege werk is te merken dat ze is gaan schrijven met als doel om haar lezer aan het lachen te maken. In het gezin Austen – de gezinsleden waren zeer betrokken op elkaar, maar in zekere zin erg gesloten – was humor een van de grote genoegens. Slechte manieren, aanstellerij en sentimentaliteit konden op vileine spot rekenen. Zo ook in Trots en vooroordeel. Over Lady Catherine De Bourgh wordt gezegd: ,,Lady Catherine had nog vele andere vragen te stellen over de reis en omdat zij ze niet allemaal zelf beantwoordde, moest er opgelet worden’’. Over Elizabeths zus Mary staat er dat ze in staat was om te moraliseren ,,over ieder ochtendbezoekje’’. Jane Austen zelf moraliseert niet of nauwelijks: ze schreef om de lezer te vermaken. Ze vond dat een romanschrijver de lezer niet direct moest beleren maar hem hoogstens voorbeelden kon laten zien.
Wie de romans van Austen echter als amusement zonder meer zou zien, zou haar en zichzelf tekort doen. Naast uitgesproken burleske elementen en personages zijn er Elizabeth en Darcy, wier trots en vooroordelen zeker een serieuze benadering krijgen. Het is vooral de scherpzinnigheid waarmee Austen de morele houding van haar personages uiteenrafelt die het lezen van haar romans niet alleen tot een plezierige maar ook tot een leerzame ervaring maakt (al kan ook het belachelijk maken van iets tot goede resultaten leiden). Austens formuleringen worden dan vaak uiterst spits: ,,ik zou hém zijn trotse gedrag zonder moeite kunnen vergeven, als hij mij niet in míjn trots had gekrenkt,’’ zegt Elizabeth. En een staaltje van karakterbeschrijving: ,,Mijn moed neemt toe met iedere poging mij te intimideren’’. Zie ook een terloopse vaststelling als: ,,juffrouw Bingley kon met voldoening constateren dat ze hem gedwongen had te zeggen wat niemand anders pijn deed dan haarzelf’’.
De vader van Elizabeth is een figuur die in Trots en vooroordeel niet op de voorgrond treedt maar niettemin markant is. In sommige opzichten lijkt hij een Austen bij uitnemendheid. Hij vindt zijn vrouw en zijn dochters voornamelijk onnozel en heeft niet de moed of de wilskracht om daar iets aan te doen. Wat amuseert zich slechts over die onnozelheid. ,,Aan zijn vrouw had hij weinig meer te danken dan wat haar onwetendheid en dwaas gedrag hadden bijgedragen tot zijn amusement. Dat is niet het soort geluk dat een man over het algemeen aan zijn vrouw te danken zou willen hebben, maar waar andere bronnen van vertier ontbreken trekt de ware filosoof profijt van de bronnen die beschikbaar zijn.’’ Uiteindelijk breekt zijn gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef de familie ernstig op en ook bij vader Bennet treedt dan een soort undeception op. Hij is een typisch voorbeeld van de voorbeelden die een schrijver volgens Austen kan leveren.
Trots en vooroordeel is nu verkrijgbaar in een frisse nieuwe vertaling. De echte liefhebber zal direct vragen hoe de beroemde eerste zin is vertaald; als volgt: ,,Het is een waarheid die iedereen, waar ook ter wereld, zal onderschrijven: een ongehuwde man met een behoorlijk vermogen heeft behoefte aan een echtgenote.’’ Al zijn er in de vertaling van Roeleveld en Stevens passages aan te wijzen waarin het Engels nog te veel door het Nederlands heen schemert (,,de terechtheid van de beschuldiging was zo duidelijk dat ontkennen niet mogelijk was’’) en gebruiken de vertaalsters standaard ,,dat’’ in plaats van ,,wat’’ na een onbepaald voornaamwoord, hun vertaling is een knappe benadering van de toon van het origineel. Het werk van Jane Austen fonkelt ook in het Nederlands.
Trots en vooroordeel
Jane Austen (vert. Annelies Roeleveld en Margret Stevens). Uitg. Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2009. 362 blz. € 32,50
(Gepubliceerd in de bijlage ‘Het Katern’ van het Nederlands Dagblad, 13 november 2009)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten